Het is 5 mei en ik luister naar de T.V. Daar hoor je ouderen klagen over dat zij wel een veteraan zijn, maar anderen niet. Wie zijn dan die anderen dan? Veteranen die niet dé oorlog mee hebben gemaakt. En die oorlog hield op in 1945, waarschijnlijk ergens in augustus, want anders krijg je het geweeklaag van oude KNIL militairen over je heen. Maar daarna, na 1946, kun je niemand meer veteraan noemen. En helemaal niet een iemand die bij vredesoperatie geeneens een geweer in zijn handen heeft gehad. Zijn handen, want haar handen…..daar praat de echte veteraan niet over.
Mijn moeder heeft de oorlog overleefd. Daar ging ze langdurig prat op. En dat deed ze met op haar manier. Wij konden geen honger hebben. Zij had ervaring met honger gehad. Zij was bijna dood gegaan door die honger. En wij moesten dankbaar zijn dát ze oorlog had overleefd, want anders waren wij, haar kinderen, er niet geweest. Wij konden geen honger hebben, wij hadden trek. Als ik dan vroeg of er er dan ook een ander woord voor dorst was, dan had zij daar geen antwoord op, maar praatte er een beetje omheen, om vervolgens terug te keren naar HONGER. De foto’s uit de door haar verzamelde boeken illustreerde haar gelijk. Allemaal zielige kinderen met hongeroedeembuiken. Dat er in veel boeken vaak dezelfde foto’s stonden, dat had ik pas later door. Maar dat kwam om dat er toentertijd maar weinig foto’s waren, was haar repliek.
In de pubertijd mocht ik nog steeds geen honger hebben, want wij, onze generatie had alles. Eten in overvloed en toch niet dankbaar genoeg. Jij hebt geen honger in chips, jij hebt trek in chips. Waarop ik, als raspuber brulde: “ik heb honger in chips en trek, trek heb ik aan mijn pik. Dat gezeik over jouw honger, altijd maar jouw honger. Vanaf dat moment heb ik mijn moeder nooit meer meer over trek (en honger) horen praten. Waarna er normale gesprekken over de oorlog konden worden gevoerd.
Als verpleegkundige met ervaring had ik een op een diabetescongres een verhaaltje voorbereid over vermindering van eetpatronen. Mijn eerste zin was choquerend, maar zo blijven toehoorder wel bij de les. “Wist u dat Nederland tijdens en vlak na de hongerwinter van 1944-45, gemiddeld gezonder was dan voor de hongerwinter en tijdens de hele oorlog” Vanzelfsprekend kreeg ik veel geschamperd over mij heen, maar ik liet mij niet uit het veld slaan en ging door “en ik heb recht van spreken, want mijn moeder was in die hongerwinter bijna dood gegaan, dus dan had ik hier niet gestaan om deze uitspraak te doen”. Toch kreeg ik geen medeleven van de toehoorder maar boosheid. Hoe ik het in mijn hoofd haalde zoiets te zeggen. En al dat bewijsmateriaal dan? “Dat bewijsmateriaal is suggestief, want al die foto’s, en dat zijn er maar heel weinig, zitten gebrand op ons collectieve netvlies als zogenaamd bewijs van massamoord door uithongering. Er zijn relatief gezien maar weinig mensen door de hongerwinter omgekomen. Maar het gaat om het woordje ‘gemiddeld’. Want gemiddeld was de gemiddelde Nederlander al voor de hongerwinter te dik en dus potentieel klant om diabeet te worden”
Vanaf dat moment luisterde iedereen naar mijn betoog. Ik kon zelfs uitleggen dat ik gemiddeld te dik was. Wat werd ontkent, want ik zie er gemiddeld uit. Maar we zijn als collectief zo gewend geraakt aan de huidige lichaamsvormen dat mollig tegenwoordig slank wordt genoemd. Kinderen die je ziet in filmpjes van voornamelijk Bert Haanstra zijn gemiddeld allemaal veel dunner dan kinderen van nu. Mollige kinderen zijn uitzonderingen in de jaren 50, 60 en 70.
Ik vroeg mijn opa of hij ooit een held was geweest in de oorlog. Hij zei van niet. Hij had heel erg zijn best gedaan om zijn gezin de oorlog door te slepen. Hij had heel veel kunstmest van de Hoogovens gestolen om bij de boeren in de omgeving te kunnen ruilen tegen eten. Voor zijn vrouw en kinderen. Maar dat er aan het einde van de oorlog zo’n strenge winter was dat de boeren ook niet veel voorraden meer hadden. En ja dat hij het heel erg had gevonden dat hij geen eten kon krijgen voor zijn gezin. Maar dat hij mijn moeder vlak na de oorlog op de trein had gezet om aan te sterken in Frankrijk en dacht haar nooit meer terug te zien, want ze zou wel zoekraken in de chaos.
Maar mijn opa wist ook dat de mannen die zo hard schreeuwden dat ze een held, een veteraan, waren geweest, dat pas na de oorlog riepen. En dat degenen die zwegen, dat die vaak veel dappere dingen hadden gedaan. Of gewoon bang waren geweest. Net als hij. Maar dat hij de ervaring van nog een oorlog nooit meer wilde meemaken.