We kijken wel, maar zien het niet goed

Alle kinderen uit de straat in de leeftijd tussen 3 jaar een 6 jaar noemen mij buurman Baasje. Naar een figuur uit Sesamstraat. Zoals alle peuters en kleuters zien ze heel goed dat ik net doe alsof ik een hekel aan kinderen heb en komen ze expres veel herrie maken als ze mijn huis voorbij komen. “Rot kinderen, houd op met die herrie, “brul ik dan door het keukenraam. Waarna ze giechelend nog meer herrie maken en mij groeten.

In onze straat woont een dominee. Ik groet hem altijd en hij groette tot voor kort niet terug. Dat ligt aan mij. Ik kom nogal stuurs over. En ik ben nogal duidelijk in mijn groeten. Je kunt er niet om heen. Je kunt niet niet teruggroeten. Daarom deed de dominee telkens alsof hij mij niet zag. Ik nam het hem niet kwalijk. Ik ben niet van zijn kerk. Ik wist alleen niet zo goed hoe ik de dominee dan wel zou kunnen groeten.
Wat ons opviel was dat zijn vrouw eerst heel dik was en plotseling heel erg was afgevallen. Het leek geen ziekte of zoiets, want ze fietste met veel energie door de straat. Als ik de vrouw van de dominee groette dan keek ze om haar heen, naar waar de groet vandaan kwam. De keek de verkeerde kant op. En fietste door. Mijn vrouw vroeg zich af waarom ik zo stug bleef groeten. “Nou, ik vind het waardevol om mijn buren te groeten, ook al groeten ze niet terug. Groeten is toch normaal?”
Ik liet de hond uit en ik zag dat de dominee op vakantie ging. Hij was wat aan het stuntelen met zijn caravan. Altijd lastig. Ik groette. De dominee groette niet terug. Omdat ik de hond aan de lijn had, kon ik hem niet helpen met het manoeuvreren. Op de weg terug zat de caravan bijna aan de trekhaak. De dochters van de dominee zaten achterin de auto met hun I-pod te spelen, niet in het minst de neiging hebbende hun vader een handje te helpen. Waarschijnlijk zouden ze in de weg lopen, dus ik nam aan dat hun vader de dominee ze ook liever op de achterbank had. “Nou dominee, na de pubertijd gaat dat over hoor, dan komen ze je wel helpen met de caravan” De dominee keek op en glimlachte. “Ja kinderen he?”, was zijn antwoord. Ik grijnsde terug. “Ik heb eenzelfde soort dochters”, de buurvrouw aan de andere kant van de steeg zegt altijd dat ze zo beleefd en hulpvaardig zijn” “Voor de buurvrouw zeker” sprak de dominee. “Jaha, voor de buurvrouw wel. Hebben we toch iets goeds gedaan als opvoedende vaders” De dominee had de caravan vastgemaakt en maakte aanstalten om naar het huis te lopen, maar draaide zich weer om en ik kreeg een hand. “Ja, we hebben iets goeds gedaan buurman” “Rijd voorzichtig, heb een fijne vakantie en kom veilig thuis” wenste ik hem toe.

Onze buurvrouw, die aan de andere kant van de steeg, spreken we tijdens een verjaardag. “Ik heb aan niemand een hekel”zegt ze, “maar ik zou de moeder van Stephanie wel eens een keer onder mijn wielen willen krijgen” Mijn vrouw en ik kijken haar verbijsterd aan. Zo’n uitspraak hebben we nog nooit over haar lippen horen komen. De buurvrouw aan de andere kan van de steeg is altijd heel vredelievend. We weten over wie ze het heeft. Het is inderdaad een heel chagrijnige buurvrouw, die met niemand contact zoekt en zo ook de zoveelste man uit haar relatie heeft geduwd. Ik kijk de buurvrouw, die van de andere kant van de steeg, aan. Het verhaal van opgekropte frustratie golft uit haar mond. “Nou, ik kom aanrijden, ze, de moeder van Stephanie ziet me, ze kan het beste even wachten, maar ze keert haar auto en doet daar 10 minuten over om te keren” “Nou dan had je je auto toch daar geparkeerd waar zijn net wegreed”, is mijn oplossing. “Nee, ze had even kunnen wachten, maar ze doet het nooit, ze gaat helemaal haar eigen gang. De moeder van Stephanie houdt met niemand rekening. Nooit” “Dus ook niet met jou, ze in ieder geval wel consequent. Het ligt dus niet áán jou” “Nee”, zegt de buurvrouw aan de andere kant van de steeg, en ze groet ook nooit. Jou zeker ook niet?” “Nee” , ik groet haar altijd, maar ze groet mij nooit terug” “Nou, zie je wel, en wat doe jij zeker, zeker altijd toch groeten?” “Ja dat zei ik, ik blijf groeten” “Nou jij bent gek.” “Ja, ik leer het mijn dochters ook. Want die hebben een hekel aan Stephanie. En ik vind dat zij niet de dupe mag worden van haar moeders chagrijnige imago. Maar weet je, de moeder van Stephanie is heel ongelukkig, heel erg verdrietig. En daarom blijf ik haar groeten”

De moeder van Stephanie komt terug van vakantie en staat een beetje te stuntelen met de dakkoffer. Ik heb de hond niet bij me. “Zal ik even helpen?” vraag ik haar. De moeder van Stephanie kijkt langs de dakkoffer heen en glimlacht. “Nee het is net gelukt. Toch fijn dat je het als vrouw alleen redt. Dat ding moet terug naar mijn ex. Daar zie ik meer tegenop dan het monteren van een dakkoffer” Ik moet dat beamen. “Ja, als ik als man kan kiezen tussen een dakkoffer en een ex dan kies ik ook voor de dakkoffer” Zelfs Stephanie moet er om lachen. Het is wel haar vader, maar ze snapt dat ik haar moeder steun. “En inderdaad fijn dat je het als moeder alleen redt met je kinderen. Zo op vakantie is toch anders” zeg ik. “Nou”, zegt de moeder van Stephanie, “ik heb er een leuke man ontmoet” Nu zie ik pas de ontspanning die ze alle jaren daarvoor miste. Vanaf die dag bleef de moeder van Stephanie mij groeten en we maakte soms een praatje. Over de kinderen, vakanties en vorige relaties.

Op een jaarlijks uitje spreken we de molenaar. Hij is van de kerk van de dominee uit de straat. Mijn vrouw heeft het over dat de vrouw van de dominee zo goed is afgevallen. De vrouw van de molenaar kijkt ons aan en begint te schaterlachen. “Maar dat is een andere dominee. En een andere vrouw ook. En ook deze dominee heeft een andere benoeming aanvaard. Eens zien of jullie het bij de nieuwe dominee ook zien. Of aan zijn vrouw” “ Dan zeg ik, “Buurman Baasje uit Sesamstraat heeft een bril op. Misschien moet ik daar ook wel aan. Dan zie ik het beter.”